maandag 7 juli 2008

De frisheid van W.F. Hermans


Na een paar maanden geen tijd en rust gehad te hebben een langere tekst tot me te nemen, lees ik nu de roman 'Nooit meer slapen' (1966) van W.F. Hermans. Wat me opvalt is de frisheid, na 42 jaar, van Hermans' stijl, de prachtige metaforen die hij gebruikt (iets dat ook Gerard Reve opmerkt in de briefwisseling Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel en waar hij in Hermans zijn meerdere herkent) en de scherpe, soms filosofische observaties. Een fragment ter illustratie van het laatste:
"- Toch, wie een taal spreekt die zijn moedertaal niet is, die wordt naar beneden gedrukt, onherroepelijk. Waarom hebben gekoloniseerde volkeren zoals negers, indianen, enzovoort de reputatie gekregen dat ze zo kinderlijk zijn? Omdat zij gedwongen waren tegen hun meesters talen te spreken die zij niet goed kenden."
Daar zouden ze aan de universiteiten waar ze het Engels als voertaal willen invoeren hun voordeel mee moeten doen.
In een ander, langer fragment, doet Hermans uit de doeken hoe de fotografie de geboorte van de psychologie heeft veroorzaakt:
"Als je het mij vraagt zijn er drie belangrijke stadia in de geschiedenis van de mens.
In het eerste kende hij zijn eigen spiegelbeeld niet, evenmin als een dier dat kent. Laat een kat in een spiegel kijken en hij denkt dat het een raam is waarachter een andere kat staat. Blaast ertegen, loopt eromheen. Op den duur is hij niet meer geïnteresseerd; sommige katten tonen zelfs nooit enige belangstelling voor hun spiegelbeeld.
Zo zijn de eerste mensen ook geweest. Honderd procent subjectief. Een 'ik' dat zich vragen kon stellen over een 'zelf' bestond niet.
Tweede stadium: Narcissus ontdekt het spiegelbeeld. Niet Prometheus die het vuur ontdekte is de grootste geleerde van de Oudheid, maar Narcissus. Voor het eerst ziet 'ik' zich 'zelf'. Psychologie was in dit stadium een overbodige wetenschap, want de mens was voor zichzelf wat hij was, namelijk zijn spiegelbeeld. Hij kon ervan houden of niet, maar hij werd niet door zichzelf verraden. Ik en zelf waren symmetrisch, elkaars spiegelbeeld, meer niet. Wij liegen en het spiegelbeeld liegt met ons mee. Pas in het derde stadium hebben wij de genadeslag van de waarheid gekregen.
Het derde stadium begint met de uitvinding van de fotografie. Hoe dikwijls gebeurt het dat er een pasfoto van ons gemaakt wordt waarvan wij evenveel houden als van ons spiegelbeeld? Hoogst zelden! Voordien, als iemand zijn portret liet schilderen en het beviel hem niet, kon hij de schuld aan de schilder geven. Maar de camera, weten wij, kan niet liegen. En zo kom je in de loop van de jaren, via talloze foto's, erachter dat je meestal niet jezelf bent, niet symmetrisch met jezelf, maar dat je het grootste deel van je leven in een aantal vreemde incarnaties bestaat voor welke je alle verantwoordelijkheid van de hand zou wijzen als je kon.
De angst dat andere mensen hem zien zoals hij is op die foto's die hij niet kan endosseren, dat ze hem misschien nooit zien zoals het spiegelbeeld waarvan hij houdt, heeft de menselijke individu versplinterd tot een groep die uit een generaal plus een bende muitende soldaten bestaat. Een Ik dat iets wil zijn - en een aantal schijngestalten die het Ik onophoudelijk afvallen. Dat is het derde stadium: het voordien vrij zeldzame twijfelen aan zichzelf, laait op tot radeloosheid.
De psychologie komt tot bloei."
Wie de moeite heeft genomen het fragment tot het eind uit te lezen, zal met mij eens zijn dat de Nobelprijs postuum aan Hermans toegekend moet worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten