De ondertitel “Bildungsroman”, waarmee Schalansky refereert
aan een literair genre dat met name rond 1800 populair was, is misleidend: Der Hals der Giraffe is geen roman
waarin de hoofdpersoon volgens het “Bildungsideal” gevormd wordt, maar een
roman over de dagelijkse onderwijspraktijk op een met sluiting bedreigde school
in een Oost-Duits dorp, beschreven vanuit het perspectief van een lerares van
de oude stempel. De dubbelzinnigheid van de ondertitel is onvertaalbaar en is
daarom in de Nederlandse vertaling weggelaten.
In de eerste zin van het boek wordt direct de toon gezet. ‘“Setzen”,
sagte Inge Lohmark, und die Klasse setzte sich.‘ Frau Lohmark
gelooft in orde en tucht en ontleent haar pedagogische visie aan haar vakgebied,
de biologie. Ze beschouwt haar leerlingen als groepsdieren die zich volgens een
vast en voorspelbaar patroon gedragen en die qua leeftijd eigenlijk ongeschikt
zijn om een groot deel van de dag in een klaslokaal door te brengen. Discipline
moet afgedwongen worden. De leerlingen die niet mee kunnen komen moeten zo snel
mogelijk “geselecteerd” worden, zodat de voortgang van de anderen niet
belemmerd wordt.
In het boek is een klassenplattegrond afgedrukt, met een
karakterisering van de verschillende leerlingen door de docente. Over de
uiteraard vooraan in de klas zittende “Klassenprimus” staat genoteerd: ‘Brauner Zopf, langweiliges Gesicht. Überambitioniert.
Freudlos und bienenfleißig. Vortragsgeil. Klassensprecherin seit der Geburt. Anstrengend.‘
Van enige sympathie of mededogen is geen sprake. De cynische manier
waarop Judith Schalansky haar hoofdpersoon menselijk gedrag laat ontleden doet
denken aan het vroege werk van Elfriede Jelinek (b.v. Die Liebhaberinnen uit 1975).
Een voor veel leraren in het middelbaar onderwijs herkenbare
passage is die waarin Inge Lohmark bezoek krijgt van een hospitant, die in zijn
verslag schrijft dat ze te frontaal lesgeeft en dat haar lessen
‘wirklichkeitsnäher’ moeten zijn (in de Nederlandse context zou hiervoor de
term ‘betekenisvol’ gebruikt worden). De weergegeven gedachtes naar aanleiding
van dit lesbezoek zijn niet alleen bijzonder grappig (‘Erst das Tieretöten verbieten und dann mehr Wirklichkeitsnähe
fordern!’), maar maken ook duidelijk dat Inge Lohmark niet zomaar wat doet.
Wat Inge Lohmark in de vele jaren voor de klas niet is
kwijtgeraakt, is de liefde voor haar vak. Dit blijkt onder andere uit de
reproducties van oude tekeningen van kwallen die ze met zorg heeft laten
inlijsten en in de gang heeft opgehangen. Het verschil met haar jongere collega
Karola Schwanneke wordt pijnlijk duidelijk, als deze naast de kwallen een doodgewone
poster van Monets waterlelies ophangt. Ze vindt het echter zinloos om hierover
een discussie aan te gaan met iemand die elke zin voor “das wahrhaft Schöne, für wirkliche Größe” ontbeert. Wat de aversie
nog versterkt is dat “die Schwanneke” zich door haar leerlingen bij haar
voornaam laat noemen.
Een sleutelscène in het boek is, als Inge Lohmark een
leerling impulsief een lift geeft. Ze heeft direct spijt van dit moment van
zwakte, omdat ze het gebrek aan distantie niet kan verdragen. Ze probeert desalniettemin
toenadering te zoeken door een gesprek te beginnen over wat er buiten aan
natuur te zien is (veilig terrein), maar bij het uitblijven van enige reactie wil
de lerares haar leerling het liefst aan een boom vastbinden en dwingen te
kijken en te zien en iets terug te zeggen.
Judith Schalansky heeft in Der Hals der Giraffe het psychogram van een verstarde docente
getekend, die hart heeft voor haar vak, maar die tot een natuurlijk contact met
haar leerlingen niet meer in staat is. Aan de degelijkheid waar Inge Lohmark voor
staat, lijkt in de moderne tijd geen behoefte meer te zijn. En toch, de sympathie van de lezer (en van de schrijfster) ligt uiteindelijk bij de weerbarstige lerares, die, tegen de heersende mode in, niet capituleert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten