dinsdag 23 oktober 2007

Lezen, en ademloos het blad omslaan

Zo'n tien jaar geleden had ik een voorkeur voor het lezen van canonieke werken, waarvan ik vond dat je die als intellectueel-in-de-dop gelezen moest hebben. Uiteindelijk bleek het in veel van die romans, ik denk bijvoorbeeld aan Het rood en het zwart van Stendhal, om tamelijk triviale zaken te gaan. Het aura van intellectualisme dat rond veel gecanoniseerde literaire werken zweemt is vaak nogal misplaatst.

Nu ik bijna 30 ben, lees ik een boek alleen uit, als de stijl van een auteur me aanspreekt. Of ik mij in het wedervaren of de gevoelens van de hoofdpersoon van een roman herken, is eigenlijk van ondergeschikt belang. Belangrijk is, of een roman de lezer meevoert, vervoert, eventueel ontroert. Dat kan ook door je aan een ander te spiegelen.

In de Duitse literatuur zijn er de afgelopen jaren veel romans verschenen die vanaf de eerste bladzijde tot aan het einde weten te boeien. Een voorbeeld: "Der Tag, nach dem im Leben von Raimund Gregorius nichts mehr sein sollte wie zuvor, begann wie zahllose andere Tage." Zo begint de Zwitserse schrijver Pascal Mercier zijn roman Nachtzug nach Lissabon. Het hoeft met zo'n beginzin geen verwondering te wekken dat dit boek een jaar na verschijnen al aan zijn twintigste druk toe is.

Net zo spannend is het begin van de roman Der Schwimmer van de Duitse Zsuzsa Bánk: "Ich hatte wenige Erinnerungen an meine Mutter. Im Grunde kannte ich sie nur von Fotos, die mein Vater in einem kleinen Kasten aufbewahrte. Schwarzweißbilder waren es, mit dickem weißem Rand. Meine Mutter beim Tanz. Meine Mutter mit geflochtenen Zöpfen. Meine Mutter barfüßig. Meine Mutter, die ein Kissen auf dem Kopf balancierte. Ich schaute mir die Bilder häufig an. Es gab Zeiten, in denen ich nichts anderes tat." Einde alinea. Na het lezen van deze heldere, maar toch geheimzinnige zinnen, wil je weten wie die moeder is of was en in welke relatie zij tot de ik-persoon staat. Een soap, dat wel, maar een die door de stijl tot literatuur uitstijgt.

zondag 14 oktober 2007

Het persoonlijke is poëzie

Iemand die van het persoonlijke poëzie weet te maken is de Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren, van wie op dit moment in Antwerpen een expositie te zien is met de titel "Belgicum". Vanfleteren is gespecialiseerd in het afbeelden van arme mensen en verlaten fabrieksterreinen. Hiervoor hoefde hij niet naar Oost-Europa af te reizen, maar kon hij dicht bij huis blijven. In België zijn er nog mensen (al worden het er steeds minder) die de aansluiting met de moderne tijd gemist hebben. Oude fabrieken, verlaten huizen en autowrakken staan er doodgemoedereerd te vergaan.

Tristesse en nostalgie, zoals Vanfleteren zijn werk samenvat. Maar ook schoonheid en poëzie.