de wond was diep veel
dieper dan ik dacht
dieper dan nodig was
zijn ogen hield hij dicht
toen ik het mes liet
gloeien in de vlam
zijn handen werden klam
zijn mond werd smaller
toen ik bij hem kwam
toen het voorbij was riep
hij tot het roepen hem
adem en stem benam
het wordt al licht ik
houd nog steeds de wacht
ik heb mijn opdracht toen
hij sliep pas goed gelezen
de wond zal niet genezen
ik ben hem toegewezen
alleen voor deze nacht
- Gertrude Starink, uit: De weg naar Egypte. Twintig passages 1970-1977 (1980)