Het thema van Werther
Nieland is naar mijn idee, net als in De
avonden, een onbestemd verlangen dat zich uit in een enorme verveling. De
verveling wordt in de eerste alinea op fraaie wijze impliciet verwoord: ‘Op een
woensdagmiddag in December, toen het donker weer was, probeerde ik een gootpijp
aan de achterzijde van het huis los te wrikken; het lukte echter niet. Ik
verbrijzelde toen met een hamer enige dunne takken van de ribesboom op een
paaltje van de tuinheining. Het bleef donker weer.’
Het verlangen van de hoofdpersoon, Elmer, richt zich op zijn
vriendjes Werther, Dirk en Maarten. Elmer wil verwantschap met hen voelen en
contact met hen maken. Hij probeert dit te bereiken door gezamenlijk clubs op
te richten, waarvan hijzelf de leider is. Elmer wil volledige controle
uitoefenen over het gedrag van de leden. Als dit niet lukt, valt hij ten prooi
aan een gevoel van somberte en aan sadistische gevoelens, die hij uitleeft op
dieren en planten (‘plantenmartelingen’), waarover hij wel macht kan hebben. De
terminologie die de ongeveer tienjarige Elmer bezigt, doet denken aan
vooroorlogse communistische jeugdorganisaties (‘de vijand’, ‘de spion’,
‘papieren leden’), een verband waar Gerard Reve in zijn roman Oud en eenzaam uitvoerig op is ingegaan.
Reve beschrijft fraai hoe onmachtig Elmer is om inhoud te
geven aan zijn clubs en om de schaarse leden aan zich te binden, bijvoorbeeld
in de volgende passage: ‘Aan een tafeltje in de bovengang ging ik een programma
opschrijven, dat als volgt luidde: “1. Opening door de voorzitter. 2. De
voorzitter groet de aanwezigen en legt het doel van de samenkomst uit.” Hierna
wist ik niets meer te bedenken.’ Eenmaal vraagt hij in wanhoop zijn oudere
broer om op een feestmiddag van de club (‘er [viel] een stilte, die geen einde
scheen te willen nemen’) mandoline te spelen. Deze weigert dit echter.
Een belangrijke rol is weggelegd voor de seksualiteit. De
moeder van Werther doet zich op een geforceerde manier jeugdig voor en probeert
op die manier contact te maken met haar zoon en diens vriendje. Ze is daarbij
seksueel nogal vrijpostig: ‘Werther ging [...] voort met mosselen op te prikken
en op te eten. “Hun slurfjes zijn het lekkerst,” zei hij en hield een mossel
met een bleek, sliertig aanhangseltje omhoog. “Die eet ik het laatst op.” “Is
zijn slurfje het lekkerst?” vroeg zijn moeder, die bij de keukendeur was
blijven staan. “En eet jij dat op? Wat gemeen. Hoe zou jij het vinden als ik
van jou het lekkerste opat?” Ze glimlachte en snoof.’
De incestueuze vrijpostigheid van Werthers moeder gaat
gepaard met geestelijke instabiliteit. Aan het eind van het verhaal wordt ze
door verplegers naar een wit busje geleid. Elmer is in tegenstelling tot
Werthers moeder in het geheel niet vrijpostig. Hij is iemand die anderen, met
name zijn vriendje Werther Nieland, begluurt. Hij wil achter het geheim van
Werther zien te komen. Dit speuren naar een geheim is vermoedelijk de
nieuwsgierigheid naar het verborgen wezen van de ander. Tot echt geestelijk,
emotioneel of seksueel contact is Elmer echter niet in staat.
En inderdaad, zoals Hielke Vriesendorp in zijn recensie
opmerkt, de stijl van de verteller is erg bijzonder en knap. De schrijver
kruipt in de mythische belevingswereld van een kind en weet in de dialogen het
taalgebruik en de soms onlogische redeneringen van kinderen raak te treffen,
iets dat hij gemeen heeft met hedendaagse schrijvers als Erwin Mortier en Bart
Moeyaert.
Werther Nieland is
dus voor wie, om met Reve te spreken, niet geheel ‘symboolblind’ is, een
verhaal waarin onderhuids bijzonder veel gebeurt.
(Gepubliceerd in Socialiter, nr. 28, februari 2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten