dinsdag 29 mei 2012

Portret

Een stoere Urkerknul, vaak met negotie
- schol, bot of poon - met vader aan de dijk.
Zijn ouders zijn een zon op de promotie:
met karpoetsmuts en vlammend jak te prijk.


Zijn beurt baart altijd enige emotie.
Want, naast een stukkezak van beddetijk,
voert hij een ruig schrift, waar - zwàrt van devotie -
wendingen in staan, die ìk nooit bereik.


Soms kan hij Plato als een lier vertalen,
om dan - dat blijft in toga zo! - kalm-an
zijn neus met ratelslagen op te halen.


Ik las de Phaedros: het gevleugeld span.
Stil wees hij bij. Zéér groot, zéér recht. Een man
die verten ziet: idee en idealen.


Uit: Ida Gerhardt - Sonnetten van een leraar, 1951


(Gesprek met I.)