zaterdag 30 mei 2009

Arcadia

Eén van de meest wonderlijke poëziebundels in de Nederlandse literatuur is Arcadia (1968), het debuut van de toen 24-jarige Kees Ouwens. Ouwens werd later bekend als schrijver van hermetische gedichten en romans, maar zijn eersteling is een wonder van eenvoud. Hij schrijft over boodschappen doen, over zijn moeder die bij de kachel zit, over je handen wassen als je naar de wc bent gegaan, over baby-zijn, maar vooral over masturbatie in de vrije natuur.
Uit de gedichten waarin gemasturbeerd wordt valt af te leiden dat de ik-persoon tijdens deze handeling steeds een moederfiguur voor zich ziet die hij probeert te ontvluchten. Het zou interessant zijn deze bundel op een literatuurwetenschappelijke en tegelijkertijd psychoanalytische wijze te interpreteren. Wat bijvoorbeeld te denken van het onderstaande vers?

De mollige moeder

Schuilend onder het loof van een rode beuk
trok ik mij af.
Toen trok ik op de fiets naar buiten,
op weg naar de warme velden.
Wanneer ik de ogen sloot, zag ik haar,
de naakte vrouw.
O, zij was alomtegenwoordig,
de mollige moeder met de pipse billen.
Achter het wrak van een roestende auto
trok ik mij nogmaals af en nogmaals.
Toen vervolgde ik opnieuw mijn weg
en ik kwam hier en ik kwam daar.
Maar overal was zij mij al voor geweest.

Opmerkelijk is de overeenkomst tussen deze dichtbundel van Kees Ouwens en de poëzie van Gerard Reve, vooral in Ouwens' gedicht Onder het lamplicht, waarin de ik-figuur geboren is uit een maagd, wier stem hij hoort en in wier opdracht hij zich in het geheim aftrekt. Het lijkt erop dat hij ook gemeenschap met haar heeft ("Achter mij is de duisternis, maar nu / ben ik in u, o, maagd.") In één van Gerard Reves romans ontbloot de hoofdpersoon zich voor een mariabeeld en brengt haar een offer in de vorm van een ejaculatie.
Voor wie het voorheen beschrevene allemaal iets te ver gaat: er staan in Arcadia ook enkele gedichten, waarin het thema masturbatie geen rol speelt, bijvoorbeeld dit (hoewel de titel in eerste instantie anders doet vermoeden):

Uit verveling

Iedereen weet, dat ik lieg, wanneer ik zeg:
ik gebruikte haar gezicht als hoofdkussen.
Maar toch, wanneer ik mij bevind in een streek van
veeteelt en het is nacht en boven de sloten
hangt een lichte mist, terwijl
de maan schijnt en het tamelijk koud is,
zie ik haar voor me.
Maar ik weet niet, wie of waar zij is.
Ik weet het nog steeds niet.

En iedereen beseft, dat ik ook dit weer schreef uit verveling
en dat alles gelogen is, behalve, dat het
inderdaad nacht is en dat die plek
bestaat, met oude loofbomen en verwilderd
gras, waar ik haar eens ontmoeten zal.

vrijdag 29 mei 2009

Kan die man weg?

Iedereen bij de VVD weet het al sinds zijn aanblijven na de verloren verkiezingen van 2007: Mark Rutte is niet de man die zijn partij uit het moeras gaat trekken. Het wachten is op een moment om hem te onthoofden. Dat moment is nu, na zijn proefballonnetje over het recht de holocaust te ontkennen, gekomen. Alleen moeten eerst wel de Europese verkiezingen voorbij zijn.

zondag 10 mei 2009

Reve und kein Ende

(Voor boekhandel Blokker te Heemstede: docenten aan College Hageveld schrijven over hun favoriete boek/auteur)

Mijn liefde voor Gerard Reve begon in mijn puberteit. Het was mijn toenmalige leraar Nederlands die mij met zijn werk in aanraking bracht. Later heb ik mij weleens afgevraagd, en ik vraag het mij nu weer af, of het pedagogisch verantwoord is om een adolescent een schrijver als Reve aan te raden. Veel pubers zijn geneigd om zonder distantie te lezen en zoeken in literaire teksten naar de mogelijkheid tot identificatie. Is Gerard Reve echter het ideale rolmodel? Voor mij werd hij, op 15-jarige leeftijd, een literaire God.
Dat begon met de foto op de omslag van het eerste boek dat ik van Reve las: Brieven van een aardappeleter (1993). Reve, in pak met stropdas, neemt hierop een ietwat spottende pose in, met een licht wrede trek op zijn gezicht. Hoewel bijna 70, onmiskenbaar een knappe, intrigerende man. In de komende jaren zou ik het ene boek na het andere van hem verslinden; sommige boeken las ik twee keer binnen één jaar.
Reve heeft de puber dan ook wel iets te bieden. Zijn niet alle pubers in wezen romantici? Reve schrijft over het verlangen naar liefde en seksualiteit, een verlangen dat niet wordt vervuld. Hij schrijft over eenzaamheid, die daar het gevolg van is. En hij schrijft, wat ik pas later ben gaan begrijpen, vanuit een symbolisch wereldbeeld (het katholicisme), dat haaks staat op het materialistische wereldbeeld van zijn jeugd (het communisme).
Wat Reve voor mij tot de grootste Nederlandse schrijver maakt, is de persoonlijke inzet die zijn boeken kenmerkt. Reve is een schrijver die je, als je er hetzelfde levensgevoel op na houdt, niet onberoerd laat. Ook kan ik steeds opnieuw enorm genieten van zijn polemieken tegen bijvoorbeeld de stad Amsterdam, tegen het ‘zorgeloze kunstenaarsvolkje’ dat die stad bevolkt en tegen de morele gelijkhebberigheid van het socialisme. Maar vóór het kapitalisme en de monarchie.
Bij Reve valt ook bijzonder veel te lachen, bijvoorbeeld om de drankzuchtige dichter Hugo Treger in Bezorgde ouders (1988), die bij het grofvuil een teddybeer vindt, die hij niet kan laten liggen omdat dat zonde is, maar eenmaal mee naar huis genomen, van een anti-katholieke samenzwering verdenkt en die daarom gekneveld moet worden en weggestopt onder een roze kinderbadje. Je moet er maar opkomen en het overtuigend op papier kunnen zetten.
Er zijn vele boeken die geschikt zijn als inleiding tot het werk van Gerard Reve, bijvoorbeeld de door Reve’s levenspartner Joop Schafthuizen samengestelde bloemlezing De laatste jaren van mijn grootvader, die een mooie dwarsdoorsnede biedt van vijftig jaar schrijverschap. Hoofdzaak is dat de grootste schrijver die Nederland in de 20e eeuw heeft voortgebracht, gelezen blijft worden.