maandag 15 september 2008

Jellema ontdekken (3)

Nog een gedicht van C.O. Jellema:

Nageslacht

Dit droom ik vaker:
niet onder, op zijn zerk
ligt met wijdopen ogen starend
naar sterren in het ongelovig
heelal, mijn vader;
hij groeit zijn stem te boven
'die niet laat varen
het werk zijner handen'.
Om bang van te worden.
Miljoenen
kleine gevoelens
krioelen
als wormen
door mij heen.

Ik hoor het buiten stormen.
Ik wou dat de zon scheen.



(Zo kan ik wel doorgaan met citeren uit Jellema's prachtige gedichten uit de jaren '70)

Jellema ontdekken (2)

In navolging van mijn collega-blogger Frieda Splitter ontdek ik de dichter en germanist C.O. Jellema. Deel 2 in een serie.

Als ik in een poëzieclub zou zitten, zou ik het volgende gedicht inbrengen (ook een mooi gedicht voor op een Plint-poster):

Herinnering aan een appel

Ik raap de appel uit het gras
en leg hem op de blauwe schaal
de lamp brandt bij het avondmaal,
omdat het toen ook avond was,
mijn broertje doet zijn schoolverhaal,
zodat ik zeker weet dat hij
hier woont, nu praten wij,
wie hij bedoelt met jij ben ik
en wij zijn samen ogenblik
in taal,
die tijdelijk een appel was;
ik neem hem uit de blauwe schaal
en leg hem in het gras.

Voorlopige vertalingen (2)

Sarah Kirsch: Ik in de zon van jouw sterfmaand

Ik in de zon van jouw sterfmaand
ik voor het geopende raam
ik doe wat ik gewoon ben: droog
gewassen haar

Schommels vliegen
aan mijn ooghoek voorbij, wespen
steltlopen op rottende peren
bij het zien van witte lakens
jankt de wasserijhond: hij is nog klein

Vlieg haar van mijn kam
vlieg tussen spinnendraden
zwart haar dood haar
net nog bij mij